De toverberg
×
De toverberg De toverberg
Nederlands
2025
Volwassenen
Een jonge Duitse ingenieur gaat voor een kort ziekenbezoek naar een Zwitsers sanatorium maar blijft er zeven jaar hangen en komt in aanraking met representanten van allerlei levenssferen.
Genre Romans
Titel De toverberg
Auteur Thomas Mann
Vertaler Hans Driessen
Taal Nederlands, Duits
Oorspr. taal Duits
Oorspr. titel Der Zauberberg
Uitgever Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers, 2025 (Andere uitgaven)
928 p.
ISBN 9789029514484

De Standaard

Echografie van een zieke samenleving
Matthias Somers - 30 november 2024

“Je liep in een kringetje rond, ploeterde dat het een aard had, met het idee dat je er iets mee opschoot, en ondertussen beschreef je een wijde, onnozele boog die weer bij zichzelf uitkwam.” Hoog in de Alpen, verdwaald in een sneeuwjacht, loopt Hans Castorp cirkels. Als het besef daagt dat hij geen pas vooruitkomt, slaat “hij zich op zijn dij van woede en verbazing, omdat het algemene zich in zijn eigen specifieke geval zo punctueel had afgespeeld”.

Het is een centrale zin in De Toverberg , het verhaal van “een eenvoudige jongeman” die zijn neef bezoekt in Sanatorium Berghof. Het is een bezoek dat hij “snel had willen afhandelen”, maar Castorp blijft. Dag worden weken, weken worden maanden, maanden jaren - en al die tijd gebeurt er, welbeschouwd, niets. De dagen hebben steeds hetzelfde ritme van maaltijden en rustkuren, rustkuren en maaltijden; elk jaar beschrijft zijn steeds gelijke cirkel om op steeds hetzelfde punt terug te keren, “een weliswaar levenloos maar ook heel gemakkelijk en genoeglijk leven”. En ook de roman cirkelt om zichzelf heen. Dezelfde thema's en motieven, gesprekken en overdenkingen worden telkens hernomen: eindeloos rondjes draaien op grote hoogte, zonder uitweg, zonder vooruit te komen.

Kladderadatsch

Thomas Mann zette De Toverberg op als satire en komedie. De geschiedenis duwt de opzet een andere richting uit: met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog stokt het werk aan het boek; pas na afloop van de oorlog neemt Mann het weer op. In de tussentijd is niet alleen Europa in de as gelegd, maar schoot ook de brand in de relatie tussen Thomas en zijn oudere broer Heinrich. Net de oorlog vormt het onderwerp van hun conflict, dat culmineert in Thomas' merkwaardige Betrachtungen eines Unpolitischen , gepubliceerd op het moment dat de Duitse troepen op het punt staan de wapens neer te leggen. Daarin stelt hij de wereldbrand voor als een ware overlevingsstrijd. Wat voor hem op het spel staat, is de Duitse Kultur , die hij afzet tegen de Frans-Engelse Zivilisation , de beschaving van individualisme en liberalisme - precies de beschaving en de waarden die zijn broer Heinrich zo vurig had verdedigd in zijn pacifistische pamfletten.

Plots verhoogt ook de inzet van De Toverberg . Settembrini, een komische tuberculeuze humanist en de leidsman van Castorp, gelooft in morele ver­heffing door literatuur, en in vooruitgang door rede en techniek. Hij krijgt het gezelschap van de Joodse jezuïet Naphta, die de grote kladderadatsch predikt, de brand wil in heel die “mottenzak van classicistisch-burgerlijke deugdenideologie”. De humanistische idealen, zegt Naphta, “liggen op sterven, en de voeten van degenen die hun de laatste trap zullen geven, staan al voor de deur.”

Niet dat Mann de kant van Naphta kiest. Hij laat Castorp zeggen dat hij Settembrini “wel mag, al ben je een windbuil en een draaiorgelman, maar je bedoelt het goed”. Vier jaar na het einde van de oorlog, terwijl hij nog aan het werk is aan De Toverberg , zal Mann de verdediging op zich nemen van de Weimarrepubliek, tégen diegenen die, zijn Betrach­tungen in de hand, hem tot de hunnen rekenen.

Een verzoening met broer Heinrich en de verdediging van de waarden van Settembrini dus? Dat eerste wel, het tweede niet. Daarvoor is niet alleen Manns afstand tot literatuur als morele pedagogie te groot - wanneer Settembrini voor “de Internationale Bond voor de Organisatie van de Vooruitgang” lemma's over wereldliteratuur mag schrijven, flapt Castorp eruit: “Wat zult u blij zijn dat u nu kunt helpen het menselijk lijden uit te roeien!”-, maar de ideologie die Settembrini voorstaat, is voor Mann ook te zeer verbonden met een spiritueel uitgewoonde cultuuropvatting.

Hol zwijgen

Opnieuw formuleert Naphta de kritiek het scherpst: “Overal waar je stupide genoeg was het leven als doel op zichzelf te beschouwen en je absoluut niet vroeg naar een zin en doel dat daarboven uitsteeg, daar regeerde die zedelijkheid van Settembrini. Ze was alleen maar nuttig. Dit filisterdom van de rede en de arbeid zag hij aan voor ethiek.”

Een leven in zulke tijden kan alleen maar eindeloos rondjes draaien, op geen enkel moment kan het voorbij zichzelf reiken; “je ploeterde … en je beschreef een wijde, onnozele boog die weer bij zichzelf uitkwam”. Deze tijd doet zich dan ook “heimelijk voor als hopeloos, uitzichtloos, en radeloos,” stelt de verteller, “en op de bewust of onbewust gestelde maar hoe dan ook gestélde vraag naar een uiteindelijke, meer dan persoonlijke, onvoorwaardelijke zin van alle inspanning en activiteit reageert ze met een hol zwijgen”.

Het is dat holle zwijgen dat Castorp de kant doet kiezen van ziekte en dood, en hem in het sanatorium houdt ondanks de aanmaningen van Settembrini om terug te keren naar 'het laagland'. Het is hetzelfde holle zwijgen dat het laagland brengt tot de perverse fascinatie voor de grote ineenstorting als bevrijding uit een leven zonder zin. Settembrini en Naphta, twee zijden van dezelfde munt, huns ondanks?

De Toverberg loopt uit in een gruwelijke impasse, een hartverscheurend einde voor Castorp - en misschien wel een schuldbekentenis van Mann: “Wij zijn schaduwen aan de rand van de weg, staan daar vol schaamte in de schaduwveiligheid.”

De Toverberg is uitgegeven bij De Arbeiderspers.

Leeswolf

De feitelijke inhoud van De toverberg is snel verteld. Hans Castorp, een 23-jarige ingenieur uit Hamburg, gaat op bezoek bij zijn neef Joachim Ziemssen, die in een sanatorium in het Zwitserse Bergdorf verblijft. We schrijven begin twintigste eeuw, de tijd van ‘voor de grote oorlog’, toen tbc een modeziekte onder jongeren was, die met het geringste vlekje op de longen tot ligtherapie werden gedwongen. Castorp komt – in de bewoordingen van de literaat Settembrini – voor drie weken als een ‘Orpheus in het schimmenrijk’ aanwaaien. Dat is althans zijn voornemen, maar Settembrini wijst hem er fijntjes op dat ‘hierboven’ in tijdseenheden van maanden en veelal jaren wordt gerekend. Castorp onderwerpt zich aanvankelijk met tegenzin aan de ligkuur, maar ontdekt algauw dat deze prima aansluit bij zijn van nature toch al luie inborst. Als hij kennismaakt met de Russische Klavdia, die hem intrigeert omdat ze altijd met de deur slaat, wil hij eigenlijk niet meer weg. Wanneer hij een koutje oploopt behoeft kamerheer Behrens dan ook niet veel overredingskracht om hem tot absolute bedrust te dwingen, waardoor zijn aftocht naar het ‘laagland’ voorlopig van de baan is.
Humoristisch zijn de scènes waarin de dokters er alles aan doen om hun patiënten ziek en in het sanatorium te houden. De preoccupatie met de thermometer – die zelfs met een naam gedoopt wordt! – is ronduit hilarisch. Sommige personages zijn goed getroffen, waaronder Settembrini en de voormalige jezuïet Naphta; anderen blijven schimmig, zoals de Nederlands-Indische koloniaal Peeperkorn en ook Klavdia. Het is een microscopische leefgemeenschap in het sanatorium: er wordt geroddeld, geflirt en gefeest. De lezer krijgt haast de indruk in de glamoursoap van een luxeresort te zijn beland, ook al gaan er soms mensen dood. Desondanks is De toverberg geen lichte kost; de eindeloze overpeinzingen en filosofische discussies over tijd, politiek, het menselijk lichaam en esoterie vergen een inspanning van de lezer. Niet al deze levensvraagstukken zijn vandaag nog actueel, zo houden dokters zich tegenwoordig ver van droomanalyse. Dat gezonde, jonge mensen al te snel ziek worden verklaard, is dan weer wel zeer herkenbaar. Bovendien maakt het ontgoochelende einde veel goed.
De toverberg is een van een rijkste boeken uit de wereldliteratuur, dat zich pas in meerdere leesbeurten laat vatten en nog lang in je hoofd blijft nazinderen. Deze lijvige roman is een diepgaande bespiegeling over de tijd en botsende ideologieën, over het leven in al zijn facetten, boordevol filosofie en ironie. Het is het onbetwiste hoogtepunt in Manns oeuvre en behoort tot de beste Duitse romans aller tijden. In deze nieuwe vertaling laat Hans Driessen Manns vaak taaie en hoekige zinnen sprankelen, wat de leesbaarheid zeker ten goede komt.
[Jolies Heij]

NBD Biblion

Redactie
In het kunstmatig isolement van een op ijle hoogte gelegen sanatorium in Davos ontmoet de hoofdfiguur, een jonge, gezonde en ontvankelijke ingenieur uit Hamburg, die er zijn zieke neef bezoekt, diverse markante levenssferen, verpersoonlijkt in andere 'gasten'. In zijn gesprekken met hen beleeft hij in zijn eentje de hele westerse cultuurgeschiedenis opnieuw, vooral de sinistere en ironische trekjes daarin. Al gauw is hij zo gewend aan de specifieke sfeer en leefwijze in een sanatorium, vooral aan de geestelijke luxe die het biedt, dat hij niet meer terug wil naar de burgermaatschappij en zich ziek meldt. Hij blijft er, tot hij na lange jaren van experimenteren met gevoel en verstand door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gedwongen wordt af te dalen naar de gewone wereld. We laten hem tenslotte achter ergens op een slagveld. Een naar vorm en inhoud overweldigend rijk boek, voor het eerst verschenen in 1924, vol onvergetelijke types als de cynische jezuïet Naphta, de tragikomische humanist Settembrini en de Slavische femme fatale Mme Chauchat. Fraaie vertaling (2012) van de bekroonde vertaler Hans Driessen. Kleine druk. Een van de belangrijkste werken van de Duitse auteur Thomas Mann (1875-1955), die in 1929 de Nobelprijs voor Literatuur ontving.