Op 6 augustus, om precies vijftien minuten over acht 's ochtends, Japanse tijd, het moment waarop de atoombom boven Hiroshima explodeerde, was juffrouw Toshiko Sasaki, een medewerkster op de afdeling personeelszaken van de tinsmelterij Oost-Azië, net achter haar bureau in het kantoor van de fabriek gaan zitten en draaide ze zich om om iets tegen het meisje aan het bureau naast haar te zeggen.'
Het zou het begin van een roman kunnen zijn maar het zijn de eerste woorden van 'Hiroshima', John Hersey's reportage van de gebeurtenissen in Japan op die bewuste 6 augustus 1945. Komende week is het 75 jaar geleden dat de Amerikanen hun atoombom op Hiroshima lieten vallen, vandaar de heruitgave van het beroemdste boek over deze controversiële, gruwelijke gebeurtenis. Hersey verslaat het inslaan van de bom, 'een geluidloze flits', maar ook de gevolgen en de nasleep ervan aan de hand van zes overlevenden die hij interviewde, een gevarieerd gezelschap: kantoormeisje Toshihinki Sasaki, arts Masakazu Fujii, weduwe Hatsuko Nakamura, pater Wilhelm Kleinsorge, chirurg Terufumi Sasaki en dominee Kiyoshi Tanimoto.
Overlevenden van de atoomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki worden in Japan hibakusha genoemd, wat niet 'overlevenden' betekent maar 'getroffenen', begrijpelijk want de atoombom zou hun levens voorgoed veranderen. En hoewel de zes allemaal hetzelfde hebben meegemaakt, zie je ook hoe verschillend ze allemaal reageren en hoe verschillend ook de levens zijn die ze na de ramp weer oppakken. Hiroshima is een verhaal over mensen, niet over bommen.
Hersey's Hiroshima werd voor het eerst gepubliceerd in augustus 1946, dus redelijk vers van de lever, in The New Yorker en vulde, uniek in de geschiedenis van dat tijdschrift, het hele blad. Een sensatie, natuurlijk vanwege de details over de atoomaanval zelf, maar vooral ook door de manier waarop de reporter verslag deed, namelijk door met de technieken van fictionele verhalen de feiten te benaderen.
Hiroshima leest als een roman over zes personages, maar het is allemaal waargebeurd en opgetekend vanuit de ooggetuigen, het zijn vermomde interviews. John Hersey werd er een van de founding fathers van New Journalism mee: de journalist was niet langer een onzichtbare notulist van het nieuws maar dompelde zich onder in het verhaal. Grote namen die deze journalistieke verteltechniek later zouden beoefenen en verbreiden: Norman Mailer, Truman Capote, Hunter Thompson, Tom Wolfe.
Je zou menen dat Hersey's werkwijze een subjectieve vorm van journalistiek oplevert, maar zijn verslag van de zes overlevers maakt ondanks de persoonlijke betrokkenheid juist een nogal koele, gedistantieerde en zelfs objectieve indruk. Dat komt doordat hij de emoties van de hoofdpersonen bij alle gruwelen kalm registreert in plaats van ze aan te dikken; het is die mix van journalistieke precisie en het gevoel van fictie die het geheim van zijn stijl uitmaakt en het past voor mijn gevoel ook perfect bij het Japanse karakter van het verhaal zelf. Het opmerkelijke is namelijk dat de slachtoffers de ramp min of meer gelaten lijken te ondergaan.
Hersey, als kind van Amerikaanse zendelingen in Amerika (hij koos niet toevallig twee geestelijken als ooggetuigen, lijkt het) kende de Japanse mentaliteit van binnenuit en het is die opmerkelijke onaandoenlijkheid, die zijn verhaal kleurt. Over de mensen die onder de ergste omstandigheden stierven, half gesmolten en verminkt, schrijft hij: 'Ze stierven in stilte, zonder wrok, en klemden hun tanden op elkaar om het te verdragen. Allemaal voor het vaderland'.
In zekere zin had hij het speelveld ook voor zichzelf. De meeste Amerikaanse verslaggevers van Hiroshima en Nagasaki waren nog vervuld van afdoende nationalisme en gevoelens van rechtvaardigheid om het over de Japanners als vijanden te hebben, de 'Jappen', maar Hersey verplaatste zich juist in hen. Een van de uitkomsten van zijn roman is dan ook dat je je sterk bewust wordt van de gedisciplineerde, zelfopoffe- rende kanten van de Japanse cultuur en van de vreemde, haast surrealistische eerbied van Japanners voor het gezag belichaamd door hun keizer.
Hersey vertelt intussen de canonieke verhalen, van de onthutste bewoners van Hiroshima die geen idee hadden wat hun precies overkwam, de gruwelijke vleeswonden en verminkingen, de schaduwen en bloemen op kimono's die door de de nucleaire straling beklijfden, de leukemie die slachtoffers in een later stadium vaak opliepen, de microcefale kinderen die erna geboren werden.
Het gekke is dat je dit verslag van een van de klassieke dieptepunten van onze beschaving toch ook leest als een soort loutering, een verhaal over veerkracht en voortzetting, zonder dat Hersey de naargeestige momenten ook maar een moment verdoezelt. Dat maakt het boek een monument van menselijkheid, in al z'n tegenstrijdigheid.
Vert. C. van Paassen Meulenhoff; 180 blz. € 20.
Uit 'Hiroshima'
Ze hield zich merkwaardig genoeg op de been door een soort gelatenheid, samengevat in een zinnetje dat ze soms zelf gebruikte - 'Shikita na gai' -, wat min of meer 'niks aan te doen' betekent. Ze was niet gelovig, maar ze leefde in een cultuur die sinds jaar en dag werd beïnvloed door de boeddhistische opvatting dat beheersing tot een heldere kijk kon leiden. Samen met andere burgers deelde ze een intens gevoel van machteloosheid tegenover een staat die goddelijke macht had. De hel die ze had meegemaakt en de vreselijke nasleep die zich rond haar ontvouwde, gingen het menselijk begrip zo ver te boven, dat ze onmogelijk te zien waren als het werk van verwijtbare mensen, zoals de piloot van de Enola Gay, of president Truman, of de wetenschappers die de bom hadden gemaakt - of zelfs, wat dichter bij huis, de Japanse militaristen die de oorlog mede hadden veroorzaakt. Het bombardement leek bijna een natuurramp - ze had gewoon pech gehad, het was haar lot.
Verberg tekst