'Zorg dat u ertoe doet, Paul. Leef als een held. Dat leren ons de klassieken. Wees een hoofdpersoon. Waar dient het leven anders voor?' zegt Elizabeth Costello tegen Paul Rayment in J.M. Coetzees roman Langzame man uit 2005. Rayment is een oudere, alleenstaande heer zonder kinderen ('Familie: GEEN, schrijft hij in blokletters' als hij in het ziekenhuis is opgenomen) die bij een fietsongeluk een been verliest. Paul wordt verliefd op de vrouw die hem verzorgt, de Kroatische Marijana, hij betreurt het enorm dat hij kinderloos is gebleven en noemt zijn leven mede daarom frivool. Een woord dat Paul treurig stemt, een frivool leven komt hem voor als een verspild leven. 'Ik ben voor niemand wij', beseft Paul.
Op een dag staat een oudere dame voor de deur bij Paul, ze komt binnen en ze zegt: 'U bent tot me gekomen.' Ze voegt eraan toe: 'In sommige opzichten heb ik geen zeggenschap over wat er tot me komt.' En ze vat het lot van de oude man tegenover haar als volgt samen: 'Een man met een verminkt been en geen toekomst en een onbetamelijke hartstocht.'
Deze dame heet Elizabeth Costello en we kennen haar uit het gelijknamige boek van Coetzee uit 2003, we weten dat ze een wereldberoemde schrijfster is met eigenzinnige opvattingen over het kwaad, realisme, de rede en de bio-industrie, rond haar werk is zelfs 'een kleine wetenschappelijke kring ontstaan'.
Waarom staat ze opeens voor de deur bij deze Paul? Omdat hij tot haar is gekomen? Gaat ze op bezoek bij haar personage? Of is Paul haar model zoals schilders modellen hebben? Paul zelf zegt over Costello: 'Ze jaagt op dit moment op personages om in een boek te stoppen.' In zijn biografie J.M. Coetzee, Een schrijversleven (2011) suggereert J.C. Kannemeyer dat Costello in Langzame man de rol vervult van 'het koor in een Grieks toneelstuk'. Een interpretatie die mij niet overtuigt, het koor in een Griekse tragedie is onpersoonlijk en ijl, Costello is persoonlijk en concreet, bovendien jaagt het koor niet op personages. Er zijn aanwijzingen dat Langzame man zich na de dood van Paul afspeelt, hij is een drempel overgaan, staat er, en bevindt zich in een 'voorgeborchte', in dat geval zouden we Costello kunnen zien als een schrijvende engel, maar ik geef er de voorkeur aan het woord 'voorgeborchte' niet te letterlijk te nemen, onze wereld kan als een voorgeborchte worden beschouwd.
Paul Rayment blijft voor mij het al te levend materiaal van Costello. De schrijver grijpt in de werkelijkheid in, al was het maar door te schrijven.
Het is verleidelijk Elizabeth Costello als het alter-ego van Coetzee te zien en te geloven dat de opvattingen die zij verkondigt, en ze verkondigt nogal wat, die van Coetzee zijn. Hoe fictie ingrijpt in de werkelijkheid, misschien dieper dan menigeen beseft, daarover schrijft Coetzee onder andere in zijn boeiende briefwisseling met psychotherapeut Arabella Kurtz, uitgegeven onder de titel Het goede verhaal - Over fictie, waarheid en psychotherapie (2015). In een van zijn brieven noteert hij 'dat verhalen over onszelf verzinnen ernstige gevolgen kan hebben in de echte wereld'.
Dat herinnert weer aan iets wat Elizabeth Costello beweert in het boek Elizabeth Costello in een lezing over het kwaad waarin ze, refererend aan een roman van Paul West, een schrijver die in de 'echte wereld' bestaat net als die roman, stelt dat 'sommige dingen niet goed zijn om te lezen en te schrijven'. Daaraan voegt ze toe: 'De kunstenaar zou niet mogen binnendringen in de dood van anderen.' In dit specifieke geval de dood van Von Stauffenberg, een van de samenzweerders van de aanslag op Hitler van 20 juli 1944, zoals beschreven door West. Paul Wests beschrijving van de executie, samengevat door Costello, suggereert dat West zich niet strikt aan de realiteit heeft gehouden. Misschien bedoelt Costello ook dat bepaalde gebeurtenissen niet gefictionaliseerd mogen worden.
Costello én Coetzee wijzen erop dat het vertellen van verhalen geen frivole aangelegenheid is, dat die verhalen consequenties hebben, dikwijls onvoorziene consequenties.
Fictie, en daarmee moeten we niet alleen aan romans denken, maar ook aan bewuste en onbewuste leugens die wij over onszelf en anderen vertellen, verandert de echte wereld. Logisch dat Costello verwijst naar Emma Bovary als ze Paul maant een hoofdpersoon te worden, een held. Emma Bovary uit Gustave Flauberts gelijknamige roman is een vrouw wier hartstochten nog onbetamelijker zijn dan die van Paul Rayment en ook noodlottiger eindigen. Emma's honger naar liefde en minnaars is haar ingegeven door het lezen van wat vaak 'romannetjes' wordt genoemd. Alsof het lezen van 'serieuze literatuur' ons niet het hoofd op hol kan brengen. Emma leefde als een hoofdpersoon, al was dit wellicht minder aangenaam voor haar dochter Berthe en haar man Charles.
Maar ook Don Quichot, een romanpersonage dat veelvuldig opduikt in het oeuvre van Coetzee, herinnert ons aan de noodlottige gevolgen van verhalen, van lezen. Don Quichot wordt verteerd door het verlangen zelf een ridder te zijn na het lezen van ridderromans, hij is bij uitstek iemand die het verlangen om als een held te leven op de spits drijft. Coetzee werpt de vraag op welke Don Quichot beter af is, de Don Quichot die genezen is van zijn wanen of de Don Quichot die nog midden in zijn wanen zit? Anders gezegd, is een leven zonder onbetamelijke hartstochten wenselijk? Zou dat niet een leven gespeend van schoonheid zijn? Maar wat is de prijs die wij betalen voor die schoonheid? Welke mensenoffers worden daarvoor gebracht, en zijn die te rechtvaardigen? Madame Bovary eindigt met behoorlijk wat halve en ook geheel vernietigde levens. Dus waartoe roept Elizabeth Costello Paul Rayment op? Is zij zijn 'goede fee', zoals Kannemeyer oppert, of spreekt ze vooral uit eigenbelang, als auteur van het boek dat over Paul geschreven gaat worden en dat misschien samenvalt met het boek (Langzame man) dat voor ons ligt.
Er is een aanwijzing dat Coetzees opvattingen op zijn minst op dit punt tegenover die van Costello staan. In een van zijn brieven aan Arabella Kurtz schrijft Coetzee dat hij 'het panacee dat ieder van ons een levensverhaal heeft, en dat we ons best moeten doen om de auteur van dat levensverhaal te worden, in plaats van het door anderen aan of voor ons te laten vertellen, moreel dubieus' vindt.
De reden hiervoor is dat de kracht die aan leugens wordt ontleend gruwelijke daden kan rechtvaardigen. Wij mogen ons verleden niet verzinnen, zelfs als we daardoor gelukkigere mensen zouden worden, omdat dat de mogelijkheid van rechtvaardigheid uitsluit. Ons ongeluk zou kunnen worden gezien als een prijs die wij betalen voor potentiële rechtvaardigheid. Dat is bijna een religieuze gedachte, ware het niet dat het hier niet per se om eigen wandaden gaat maar om het waarheidsgebod an sich, alleen al het gebod om zoveel mogelijk de waarheid te spreken kan ons ongelukkig maken.
Maar Coetzee laat nadrukkelijk de mogelijkheid open dat anderen wel ons levensverhaal 'aan of voor ons' mogen vertellen, misschien lijkt zijn positie toch meer op die van Costello dan ik eerst dacht. Costello kan wat Paul niet kan, het echte verhaal over hem vertellen.
Maar waarom blijft Coetzee er dan op hameren dat het vertellen van verhalen, wie die verhalen ook vertellen, geen onschuldige bezigheid is? In zijn laatste brief aan Kurtz schrijft hij: 'Op de eerste bladzijde van de eerste roman waarover we in het Engels beschikken, vraagt Robinson Crusoe zich af waarom we er niet genoeg aan hebben gewoon gemakkelijk door het leven te glijden, waarom we de wereld in moeten trekken om onszelf aan gevaar bloot te stellen, waarom we de drang voelen 'instrumenten voor onze eigen vernietiging' te worden. De vraag is zo oud als de roman zelf, misschien wel zo oud als het vertellen van verhalen: hij is essentieel voor het vertellen van verhalen.'
Gemakkelijk door het leven glijden. Interessant genoeg beseft Paul vlak na zijn ongeluk, na de amputatie, het volgende: 'Door het leven glijden: zo werd, in een vervlogen tijdperk, een leven als het zijne omschreven: zijn eigen belangen behartigen, in stilte gedijen, geen aandacht trekken.' Hij was een man zonder verhaal, hij bakte zijn eigen brood, maar dat was niet voldoende. Het is een leven waar Paul geen vrede mee kan hebben.
Costello verschijnt, misschien toch als een fee met eigenbelang, om Paul een verhaal te geven, om ervoor te zorgen dat hij kan sterven, hij was al op de goede weg met zijn liefde voor de getrouwde Marijana.
Laten we zeggen dat de romankunst ons in oneindige variaties verhalen vertelt over onbetamelijke menselijke hartstochten. We zouden kunnen vragen of een hartstocht die niet onbetamelijk is dat woord wel verdient, maar dat terzijde. Vervolgens begrijp ik dat Coetzee, zowel in fictie als non-fictie, stelt dat het verhaal niet alleen over onbetamelijke hartstochten gaat, maar zelf een onbetamelijke hartstocht is; zie Madame Bovary, zie Don Quichot.
Zelfs als we denken de waarheid te spreken, vertellen we vermoedelijk niet het echte verhaal over ons. Niets is wat het lijkt te zijn. De roman en de psychoanalyse hebben, zegt Coetzee, een wezenlijk belang bij de bewering dat 'onze schijnbare levens niet onze echte levens zijn'. Maar wat, vraagt Coetzee, als er zoiets als succesvolle verdringing bestaat, wat als je het verleden kunt vervalsen zonder dat het je inhaalt, wat als er geen rechtvaardigheid bestaat?
Paul heeft Costello nodig voor het verhaal dat hij van zijn leven moet maken, maar waarom heeft Costello Rayment nodig? Een man over wie zijzelf zegt dat er van zijn verhaal 'dertien in een dozijn' gaan, weer een man die in de herfst van zijn leven gevonden meent te hebben wat hij eerder niet kende, ware liefde.
En als het verhaal een instrument 'voor onze eigen vernietiging' is, en dus daarmee indirect de vernietiging van andere betrokkenen, zie wederom Madame Bovary, hoe verhoudt zich dat verhaal tot ons idee van rechtvaardigheid? Terecht haalt Coetzee in zijn briefwisseling met Kurtz Plato aan en zijn verwijt dat de dichters de waarheid offeren voor de schoonheid. We hebben al gezien dat rechtvaardigheid zonder waarheid niet kan bestaan. Coetzee vat het verweer van de dichters als volgt samen: het verzonnen verhaal vertelt ons 'om geheimzinnige redenen (...) iets waars over ons leven en de wereld'. Wat op het spel staat, zegt Coetzee namens Plato, is de waarheid.
Maar dat is niet wat Costello verkondigt als zij bij Paul Rayment intrekt, dat is niet wat Costello elders zegt. 'Het leven is drama', zegt ze tegen Paul. 'Het leven is actie, actie en hartstocht!' Oftewel, leven is schrijven, schrijven is leven, maar dan met verschillende methodes. Niet de waarheid staat op het spel, maar de sensatie van het in leven zijn.
In Coetzees net verschenen verhalenbundel De oude vrouw en de katten zijn zeven verhalen over Costello gebundeld. Hoewel haar naam niet in elk verhaal wordt genoemd, meent de lezer haar overal te herkennen. Ze is een stuk ouder geworden, de dood komt dichterbij, maar het onbetamelijke heeft haar niet losgelaten. Een van die verhalen, Als een vrouw ouder wordt, is in 2008 al apart uitgegeven, samen met een hoofdstuk uit het boek Elizabeth Costello, 'Aan de poort', waarin Costello zich verdedigt tegen de aantijging dat ze nergens in gelooft, met de woorden dat ze handelt in fictie en alleen tijdelijk ergens in gelooft: 'Ergens vast in geloven zou me belemmeren.' Ook spreekt ze over stemmen die haar roepen. 'Elke morgen neem ik plaats aan mijn schrijftafel en bereid me voor op die oproep van die dag.'
Het tweede verhaal in De oude vrouw en de katten heet 'Verhaal', het zou door Costello geschreven kunnen zijn, het zou over de jongere Costello kunnen gaan, maar vooral is het in al zijn eenvoud merkwaardig aangrijpend.
'Verhaal' gaat over een getrouwde vrouw die 'een keer per week, soms twee' naar een appartement in de stad gaat om de liefde te bedrijven met een man die ze X noemt 'omdat X het teken is waarmee je een naam doorhaalt'.
Ze voelt zich niet schuldig, dat verbaast haar zelf. En ze houdt ook niet van X, maar ze houdt van de manier waarop hij naar haar kijkt. Wat ze doet met X heeft niets met haar huwelijk te maken. 'Wat ze die middagen doet gebeurt in haar vrije tijd, een tijd waarin ze voor de duur van een uur of twee ophoudt een getrouwde vrouw te zijn en alleen maar zichzelf is.'
Maar X geeft haar een verhaal van Robert Musil te lezen waarin een vrouw, een 'Celeste of Clarice' een affaire heeft en die daardoor nog meer van haar man houdt. In het verhaal van Musil probeert Clarice 'de verdorvenheid uit het morele moeras te redden', maar deze vrouw vindt dat er niets verdorvens is aan wat zij doet. Het verhaal van Musil stoort haar. Zij vindt het heerlijk door twee mannen bemind te worden, en als het voorbij is, deze affaire, 'over drie maanden of drie jaar of wat dan ook, zal ze weer een getrouwde vrouw worden, dag en nacht, met in zich begraven de herinnering aan hoe het is om languit op een bed te liggen op een warme zomerdag, verslonden door de blik van een man'.
Waarom heet dit verhaal 'Verhaal'? Omdat het zich niet houdt aan de regels van het genre, namelijk dat de roman, en wat mij betreft dus ook het korte verhaal, ficties ontmaskert. Hier wordt niets ontmaskerd, hier wordt gesteld dat je succesvol oud kan worden met je geheimen, dat ze je niet achtervolgen en op een dag exploderen. Wat blijft is weemoed.
Coetzee, die volgend jaar 80 wordt, beseft dat de lezer hunkert naar antwoorden op een elementaire vraag: hoe te leven. Maar hij begrijpt ook dat de ene hunkering, naar rechtvaardigheid, dikwijls haaks staat op het andere verlangen, naar de onbetamelijke hartstocht, de sensatie in leven te zijn. Zijn enorme kracht als schrijver, die niet is afgenomen, is vooral te danken aan de ernst waarmee hij verhalen benadert, aan het belangrijke inzicht dat de verhalen die wij nodig hebben voor onze waarheid én onze hartstocht altijd ook 'instrumenten voor onze eigen vernietiging' zijn. Aan dat besef, dat een dilemma is, ontleent zijn oeuvre zijn schoonheid, zijn huiver, de indringende geur van het net uitgebrande vuur van de begeerte.
In De oude vrouw en de katten is ook een mogelijk antwoord te vinden op de vraag wat Costello bij Paul Rayment zocht.
In het verhaal 'Het glazen abattoir' vertelt Costello over een film die ze heeft gezien over kuikens in een slachthuis, een van die kuikens laat haar niet los. Coetzee schrijft: 'Het is voor hen dat ik schrijf. Hun leven was zo kort, zo gemakkelijk vergeten. Ik ben het enige wezen in het universum dat zich hen nog herinnert, God buiten beschouwing gelaten. Als ik er niet meer ben zal er alleen nog maar leegte zijn. Het zal zijn alsof ze nooit hebben bestaan. Daarom heb ik over ze geschreven, en wilde ik dat je over ze zou lezen. Om de herinnering aan ze door te geven, aan jou. Meer niet.'
Vanuit het perspectief van de goden, de Griekse goden, zijn wij mensen met onze onbetamelijke hartstochten, onze geamputeerde benen en ons ambigue verlangen naar rechtvaardigheid kuikens in het slachthuis.
J.M. Coetzee (Kaapstad, 1940) schrijft romans, essays en verhalen. Hij ontving twee keer de Booker Prize en kreeg in 2003 de Nobelprijs voor zijn oeuvre.
Met het deze maand verschenen De oude vrouw en de katten, een verhalenbundel rond Coetzees alter ego Elizabeth Costello, heeft uitgeverij Cossee opnieuw een wereldprimeur. Er komen er nog twee aan; in november verschijnt De dood van Jezus, slot van een trilogie, en in februari 2020 - als Coetzee 80 wordt - volgt het fotoboek De foto's van Jongensjaren.
Verberg tekst