De jongen die het paard van Attila stal, De Bezige Bij, 128 p.Vertaald door Irene van de Mheen. Twee broers die onder in een zeven meter diepe put zitten en zich voeden met wormen en wortels. Ziehier het gegeven van de fascinerende novelle De jongen die het paard van Attila stal.
Hoe de broers er terecht zijn gekomen, dat verneem je niet van de Spaanse schrijver Iván Repila (1978), maar hun verhouding staat vanaf het begin op scherp: 'Als het op overleven aankomt, zijn uitingen van genegenheid een overbodige luxe.'
De twee jongens, enkel aangeduid met 'de Grote' en 'de Kleine', zijn zo verschillend als maar kan. De Grote doet bij voorkeur gymnastiekoefeningen, de Kleine zoekt zijn heil in de verbeelding. Wat hen bindt, is de strijd om eten en het verlangen ooit te ontsnappen. Dat ze in de wereld niet langer welkom zijn, blijkt uit zinnetjes als: 'Boven hebben ze ruimte nodig.'
Een enkele keer gluurt er een wezen over de rand van de put, maar ook dat belooft niet veel goeds. Het zijn hongerige wolven of het is de dood die komt kijken of een van de jongens het al heeft opgegeven. Zo nu en dan is er sprake van een moeder. Toch verwachten de jongens niet dat hun moeder naar hen op zoek zal gaan, wat a…Lees verder
Hoe de broers er terecht zijn gekomen, dat verneem je niet van de Spaanse schrijver Iván Repila (1978), maar hun verhouding staat vanaf het begin op scherp: 'Als het op overleven aankomt, zijn uitingen van genegenheid een overbodige luxe.'
De twee jongens, enkel aangeduid met 'de Grote' en 'de Kleine', zijn zo verschillend als maar kan. De Grote doet bij voorkeur gymnastiekoefeningen, de Kleine zoekt zijn heil in de verbeelding. Wat hen bindt, is de strijd om eten en het verlangen ooit te ontsnappen. Dat ze in de wereld niet langer welkom zijn, blijkt uit zinnetjes als: 'Boven hebben ze ruimte nodig.'
Een enkele keer gluurt er een wezen over de rand van de put, maar ook dat belooft niet veel goeds. Het zijn hongerige wolven of het is de dood die komt kijken of een van de jongens het al heeft opgegeven. Zo nu en dan is er sprake van een moeder. Toch verwachten de jongens niet dat hun moeder naar hen op zoek zal gaan, wat al genoeg zegt over de relatie.
Repila is een meester in het schrijven van korte, krachtige dialogen en zijn beeldgebruik is even morbide als trefzeker. Zo schrijft hij over de Kleine, als deze net een dagenlange koortsaanval heeft doorstaan: 'Hij kijkt als een volwassene die een kind heeft opgegeten en besmet is met honderd eeuwen waanzin.'
Uiteindelijk blijkt het hele verhaal om een afrekening te gaan. Maar voor het zover is, moeten de jongens eerst hun eigen kracht zien te vinden, onafhankelijk van elkaar. Het maakt deze novelle tot een bijzonder origineel coming-of-ageverhaal.
Verberg tekst