De nieuwe roman van de Amerikaanse auteur Denis Johnson, De lachende monsters, werd in Amerika vergeleken met werk van Joseph Conrad en Graham Greene. De wijze waarop hij in Afrika op zoek gaat naar de ware aard van de mens, rechtvaardigt dat.
Gek genoeg dacht ik dat Denis Johnson dood was en dat zijn hervonden werken werden uitgegeven met de mededeling dat hij ten onrechte vergeten is. Dat is immers de nieuwe uitgeverstruc: manuscripten uit de oorlog gevonden achter een baksteen, of talenten voor wie niemand ooit oog had. Denis Johnson (°1949) is in elk geval een bevreemdend auteur, die zichzelf steeds opnieuw uitvindt en daarom geen vast lezerspubliek opbouwt of volvette erkenning krijgt.
Johnson zet je met het begin van de roman flink op het verkeerde been. Het lijkt een post-9/11-spionageroman over de dertiger Roland Nair, een Deen met Amerikaans paspoort van wie niet helemaal duidelijk is voor wie hij werkt (er wordt vrolijk met afkortingen gegoocheld). Evenmin krijg je grip op zijn opdracht. Hij wauwelt honderduit in deze roman, maar stuurt zijn 'baas' steeds een mail met 'niets te melden' (NTM).
In ieder geval volgt hij een andere spion, Michael, die een overloper is en uranium wil verkopen. Nair tre…Lees verder
Gek genoeg dacht ik dat Denis Johnson dood was en dat zijn hervonden werken werden uitgegeven met de mededeling dat hij ten onrechte vergeten is. Dat is immers de nieuwe uitgeverstruc: manuscripten uit de oorlog gevonden achter een baksteen, of talenten voor wie niemand ooit oog had. Denis Johnson (°1949) is in elk geval een bevreemdend auteur, die zichzelf steeds opnieuw uitvindt en daarom geen vast lezerspubliek opbouwt of volvette erkenning krijgt.
Johnson zet je met het begin van de roman flink op het verkeerde been. Het lijkt een post-9/11-spionageroman over de dertiger Roland Nair, een Deen met Amerikaans paspoort van wie niet helemaal duidelijk is voor wie hij werkt (er wordt vrolijk met afkortingen gegoocheld). Evenmin krijg je grip op zijn opdracht. Hij wauwelt honderduit in deze roman, maar stuurt zijn 'baas' steeds een mail met 'niets te melden' (NTM).
In ieder geval volgt hij een andere spion, Michael, die een overloper is en uranium wil verkopen. Nair trekt met hem op, zogenaamd als getuige voor de bruiloft die in het Congo-dorp van Michael plaats zal vinden. In de burgeroorlog in Liberia maakten beide heren naar verluidt groot geld, ze zijn min of meer vrienden.
Het verhaal speelt zich af in zuidwestelijk Afrika, in het nog niet door ebola geteisterde Sierra Leone en in Congo. Maar wie een serieuze roman over westelijk Afrika verwacht, komt bedrogen uit. De titel verraadt het al: er wordt hier gelachen door monsters (hoewel het letterlijk een verwijzing is naar Michaels geboorteplek). De hoofdpersonen, Nair en Michael, bewegen zich daar achteloos rond, stoer en onaanraakbaar, 'bijna als Afrikanen'.
Vrouwen zijn hoeren en moeten doen wat mannen besluiten, mensen zijn evenveel waard als een schone broek. Terwijl ze vluchten na een mislukte deal waarbij de Mossad zou zijn betrokken, rijdt Michael gewoon een vrouw dood, die met een mand termieten op haar hoofd langs de weg liep. Moet ze maar opzijgaan als hij op de rode blubberweg komt aansjezen. Nair verwijt zichzelf dat hij achteromkijkt.
Nair doet het door zintuigen gedreven verhaal: je ruikt westelijk Afrika. Hij is een onbetrouwbare verteller, meer dan eens wordt hij voor leugenaar uitgemaakt. Bovendien is hij de hele tijd dronken. Ook handeltjes met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn louche en duister. Maar dat er veel geld zit in de spionagewereld na 9/11 mag duidelijk zijn.
Mea culpa
Nair schrijft steeds meer mails aan zijn vriendin, die hij vervolgens weer deletet. Later schrijft hij ook aan de vriendin van Michael, op wie hij verliefd is geraakt. Dat doet hij met een stomp potlood op papier nadat hij gevangen is genomen door een Congolese stam. Die overviel een dorp door flink om zich heen te maaien met AK-47's. Langzaamaan verandert nu het verhaal: het wordt een ingenieus literair manuscript achter een baksteen gevonden. Het is een groot mea culpa, een hoe-is-het-zo-gekomen dat je nu in de nesten zit.
Door de enorme overdrijvingen (waarmee Johnson wellicht de waarheid het dichtste nadert) en de geweldig spitsvondige (en soms flauwe) humor krijgt De lachende monsters opeens trekken van een roman van Martin Amis. Dezelfde vriendschappelijkheid tussen de hoofdpersonen, veel wat je ontgaat in hun intimiteit, de chaos die hen omringt. Voor Johnson is de wereld een grote bende, we klooien maar wat aan. In zoverre zijn alle boeken van Johnson hetzelfde.
Denis Johnson, De lachende monsters, De Bezige Bij Amsterdam, 256 p., 19,90 euro. Vertaling: Peter Bergsma.
FLEUR SPEET â–
Verberg tekst